In beginsel zien de afspraken in een overeenkomst enkel op de contracterende partijen. In een recent gepubliceerd arrest concludeerde het Hof Den Haag dat een vaststellingsstellingsovereenkomst tussen een curator en bestuurder ook de Belastingdienst kan binden.

Feiten

De Belastingdienst had de ondernemingen A en B een naheffingsaanslag opgelegd over de maanden september, oktober en november 2013. Op 16 december 2013 is het faillissement van de ondernemingen uitgesproken. De beide ondernemingen hadden dezelfde bestuurder. De curator verweet de bestuurder dat hij de ondernemingen onbehoorlijk had bestuurd en dreigde met een gerechtelijke procedure. De curator had al een concept dagvaarding opgesteld. De procedure is afgewend doordat partijen een vaststellingsovereenkomst sloten waarbij de bestuurder, tegen finale kwijting, een bedrag van € 31.000, – betaalde aan de boedel. De bestuurder had aangegeven dat hij bij een hoger bedrag liever naar de rechtbank ging.

Na het einde van de faillissementen besloot de Belastingdienst een onderzoek in te stellen naar de aansprakelijkheid van de bestuurder voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen. Op basis van dit onderzoek werd de bestuurder door de Belastingdienst aansprakelijk gesteld voor € 35.713 en € 31.185. In die bedragen waren geen kosten, boete, invorderingsrente en heffingsrente opgenomen.

Het geschil

De bestuurder stelde zich op het standpunt dat er een samenloop was tussen de vaststellingsovereenkomst met de curator en de aansprakelijkheidsstelling van de Belastingdienst. Hij zou niet nogmaals aansprakelijk kunnen worden gesteld door de Belastingdienst voor de naheffingsaanslagen van de ondernemingen A en B. Hierbij verwees de bestuurder naar artikel 36.1 van de Leidraad Invordering 2008. Dit artikel bepaalt dat wanneer bestuurdersaansprakelijkheid op grond van onbehoorlijk bestuur en bestuurdersaansprakelijkheid vanwege onbetaalde belastingen en premies samenlopen, de curator en de Belastingdienst moeten overleggen wie tot aansprakelijkheidsstelling zal overgaan. In beginsel geniet aansprakelijkheidsstelling door de curator de voorkeur.

De Belastingdienst meende dat de bestuurder nooit in een aansprakelijkheidsprocedure was betrokken en dat er dus geen samenloop was. De rechtbank in eerste aanleg sloot zich hierbij aan. Het hof oordeelde anders, namelijk dat de vaststellingsovereenkomst het gevolg was van aansprakelijkheidsstelling van de bestuurder en de curator zonder de vaststellingsovereenkomst een procedure zou zijn gestart. Er was dus sprake van een samenloop in de zin van artikel 36.1. Het feit dat het schikkingsbedrag relatief laag was omdat de curator geen rekening had gehouden met de fiscale vorderingen was niet relevant.

Conclusie

De gevolgen van een faillissement kunnen voor een bestuurder nog jaren duren. Zelfs na het faillissement kan de Belastingdienst een bestuurder aansprakelijk stellen voor onbetaalde belastingen en premies. Het arrest van het hof geeft aan dat bij een vaststellingsovereenkomst wegens onbehoorlijk bestuur de finale kwijting ervoor kan zorgen dat ook de Belastingdienst de bestuurder niet langer aansprakelijk kan stellen.

Bent u een bestuurder van een gefailleerde onderneming en zijn er schulden bij de Belastingdienst? Vreest u persoonlijk aansprakelijk te worden gesteld? Neem dan vrijblijvend contact op met DHC Advocaten.

Voor het volledige arrest: Gerechtshof Den Haag, 19 juni 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1208

mr. Justus Heideveld